Fier
Het
wankelde een
ogenblik
onder een drift
een
starend aangezicht.
Ze wankelde
en
sloeg de ogen op
de
daden af
voordat
er toe
geen woorden bleven
op
de vastgeklemde lippen
van
het schuchter kalf.
Ze sprak
hem aan
op
alle goed en slechts
voordat hij
blozend weg
en
nog kroop strak
haar
bloes
en stapte
zij oprecht.
|