Annette van den Bosch
Analyse Waterspiegell
 
 
Informatie over Annette van den Bosch en deze site Gedichten, waaronder Vlaamse en vertaalde         Artikelen over dichtbundels en dichtbijeenkomsten Recensies van dichtbundels Interviews met dichters, uitgevers etc Over jonge dichters
Beginpagina                 Contact
 
     
  -
 

Waterspiegel

Analyse door Milla van der Have in Meander
gedicht van de maand december 2001

Waterspiegel

Ben ik nog zichtbaar
vraag ik aan het water
en neem een voorschot
op het antwoord.

Ik zie een tuimelende val
en zuig de toekomst naar me toe
ze lijkt zo ongerept en roerloos
af te wachten tot ik kom.

Voor elke lijn die nu verschijnt
bedenk ik curven zekerheid
als: toen en vroeger, weet je nog?

Voorbij mijn twijfel is een
straks verborgen. Ergens.
Steeds en dichterbij.

We gebruiken een spiegel lang niet altijd alleen als een instrument om ons uiterlijk mee te bekijken. Zelfs de stiefmoeder van Sneeuwwitje, die toch enige obsessie met uiterlijke schoonheid vertoonde, gebruikte de spiegel om een ruimer beeld te krijgen, namelijk van anderen die haar schoonheid naar de kroon staken. Vaak gebruiken we een spiegel om te reflecteren op ons eigen innerlijk, op het verleden (Willeke Alberti's 'Spiegelbeeld, vertel eens even, ben ik heus zo oud als jij?') of op de toekomst. Ook in Annette van den Bosch' gedicht 'Waterspiegel' geeft de spiegel een blik op de toekomst. In dit gedicht wordt water als spiegel gebruikt. Die spiegel wordt hier niet gevraagd wie de schoonste van het land is, nee, de vraag hier is een veel essentiëëlere. "Ben ik er nog wel?" vraagt de ik-figuur aan het water. 'Ben ik nog zichtbaar/ vraag ik aan het water'. Vervolgens vertelt de ik-figuur ons dat ze alvast 'een voorschot' neemt op het antwoord. De ik-figuur gaat zelf de voorspellende taak van de spiegel overnemen. Het water ligt er zwijgend bij en zal in het gedicht verder niet meer bij name genoemd worden. In de tweede strofe horen we de voorspelling, die meer weg heeft van een feit:'Ik zie een tuimelende val en zuig de toekomst naar me toe ze lijkt zo ongerept en roerloos af te wachten tot ik kom.' De ik-persoon kijkt in de toekomst, die nu nog in de verte ligt en ongerept wacht op haar komst, maar die snel dichterbij komt. De val van de jeugd naar ouderdom, van zichtbaarheid naar onzichtbaarheid. In strofe drie verschijnen er lijnen en curven in het gedicht. Dat zijn de lijnen die verschijnen in het gezicht dat ouder wordt. Bovendien verwijzen de lijnen naar de kunst van het toekomstvoorspellen, bijvoorbeeld door middel van het lezen van de lijnen van de hand. 'Voor elke lijn die nu verschijnt bedenk ik curven zekerheid als toen en vroeger, weet je nog?' Vroeger was er zekerheid . Het ouder worden, elke lijn die er verschijnt, brengt de ik-figuur aan het twijfelen. Vandaar ook de vraag aan het begin: ben ik nog wel zichtbaar? Maar er is ook hoop, zo blijkt uit de laatste strofe.'Voorbij mijn twijfel' ligt die toekomst, 'een straks'en 'een ergens'. Net zoals er 'een toen' en 'een vroeger' was, zal er ook 'een straks' komen, al is dat nu nog verborgen. De twijfel is niet eeuwigdurend, maar een voorbijgaand moment. Tijd en ruimte spelen een belangrijke rol in dit gedicht, wat blijkt uit het veelvuldig voorkomen van de woorden als 'toen' 'vroeger' 'straks' (tijdsaanduidingen) en 'ergens' en 'dichterbij' (ruimteaanduidingen). De ik-persoon nadert de toekomst zowel in tijd als in ruimte. De val die ze ziet is er éééén in tijd, van jeugd vervallen tot ouderdom, maar ook éééén in ruimte: in razende vaart ziet zij de toekomst naderen. De ouderdom komt steeds dichterbij. Dat feit roept onzekerheid en twijfel op, maar na een reflecterend moment bij het water, ook weer zekerheid. Er zullen lijnen verschijnen in haar gezicht, maar uiteindelijk zal ze ook een plaats vinden. Het gedicht eindigt berustend.

Milla van der Have

Terug naar Waterspiegel