Waterspiegel
Analyse
door Milla van der Have in Meander
gedicht van de maand december 2001
Waterspiegel
Ben
ik nog zichtbaar
vraag ik aan het water
en neem een voorschot
op het antwoord.
Ik zie een tuimelende val
en zuig de toekomst naar me toe
ze lijkt zo ongerept en roerloos
af te wachten tot ik kom.
Voor elke lijn die nu verschijnt
bedenk ik curven zekerheid
als: toen en vroeger, weet je nog?
Voorbij mijn twijfel is een
straks verborgen. Ergens.
Steeds en dichterbij.
We gebruiken
een spiegel lang niet altijd alleen als een instrument om ons uiterlijk
mee te bekijken. Zelfs de stiefmoeder van Sneeuwwitje, die toch
enige obsessie met uiterlijke schoonheid vertoonde, gebruikte de
spiegel om een ruimer beeld te krijgen, namelijk van anderen die
haar schoonheid naar de kroon staken. Vaak gebruiken we een spiegel
om te reflecteren op ons eigen innerlijk, op het verleden (Willeke
Alberti's 'Spiegelbeeld, vertel eens even, ben ik heus zo oud als
jij?') of op de toekomst. Ook in Annette van den Bosch' gedicht
'Waterspiegel' geeft de spiegel een blik op de toekomst. In dit
gedicht wordt water als spiegel gebruikt. Die spiegel wordt hier
niet gevraagd wie de schoonste van het land is, nee, de vraag hier
is een veel essentiëëlere. "Ben ik er nog wel?"
vraagt de ik-figuur aan het water. 'Ben ik nog zichtbaar/ vraag
ik aan het water'. Vervolgens vertelt de ik-figuur ons dat ze alvast
'een voorschot' neemt op het antwoord. De ik-figuur gaat zelf de
voorspellende taak van de spiegel overnemen. Het water ligt er zwijgend
bij en zal in het gedicht verder niet meer bij name genoemd worden.
In de tweede strofe horen we de voorspelling, die meer weg heeft
van een feit:'Ik zie een tuimelende val en zuig de toekomst naar
me toe ze lijkt zo ongerept en roerloos af te wachten tot ik kom.'
De ik-persoon kijkt in de toekomst, die nu nog in de verte ligt
en ongerept wacht op haar komst, maar die snel dichterbij komt.
De val van de jeugd naar ouderdom, van zichtbaarheid naar onzichtbaarheid.
In strofe drie verschijnen er lijnen en curven in het gedicht. Dat
zijn de lijnen die verschijnen in het gezicht dat ouder wordt. Bovendien
verwijzen de lijnen naar de kunst van het toekomstvoorspellen, bijvoorbeeld
door middel van het lezen van de lijnen van de hand. 'Voor elke
lijn die nu verschijnt bedenk ik curven zekerheid als toen en vroeger,
weet je nog?' Vroeger was er zekerheid . Het ouder worden, elke
lijn die er verschijnt, brengt de ik-figuur aan het twijfelen. Vandaar
ook de vraag aan het begin: ben ik nog wel zichtbaar? Maar er is
ook hoop, zo blijkt uit de laatste strofe.'Voorbij mijn twijfel'
ligt die toekomst, 'een straks'en 'een ergens'. Net zoals er 'een
toen' en 'een vroeger' was, zal er ook 'een straks' komen, al is
dat nu nog verborgen. De twijfel is niet eeuwigdurend, maar een
voorbijgaand moment. Tijd en ruimte spelen een belangrijke rol in
dit gedicht, wat blijkt uit het veelvuldig voorkomen van de woorden
als 'toen' 'vroeger' 'straks' (tijdsaanduidingen) en 'ergens' en
'dichterbij' (ruimteaanduidingen). De ik-persoon nadert de toekomst
zowel in tijd als in ruimte. De val die ze ziet is er éééén
in tijd, van jeugd vervallen tot ouderdom, maar ook éééén
in ruimte: in razende vaart ziet zij de toekomst naderen. De ouderdom
komt steeds dichterbij. Dat feit roept onzekerheid en twijfel op,
maar na een reflecterend moment bij het water, ook weer zekerheid.
Er zullen lijnen verschijnen in haar gezicht, maar uiteindelijk
zal ze ook een plaats vinden. Het gedicht eindigt berustend.
Milla van der
Have
Terug
naar Waterspiegel |