Dinteloord
‘87/’88
'Met Diana
over velden jagen, en hoe wij joegen'
door de
graanvelden, dit maal niet gemaakt van dichters-
goud, maar van graan hoog en heet als de middagzon.
En hoe wij zaten onder een wild om zich heen groeiende
appelboom,
de voeten in het koele water van wat
wij noemden 'het dodenmeer'. Elkaar verhalend over
dat ene
meisje dat zich eens verdronk vanwege liefde
en zonde of zoiets, tussen hoop en vrees wachtend tot
wij haar weke vlees om onze benen heen voelden kronkelen
ons hart
sneller sloeg, door de keel joeg, huis-
waarts richting het doodgewone dorp.
Jeroen
Zwaap
Een plaats
en jaartal als titel. Dat zegt nog weinig. Het zegt alleen dat het
blijkbaar over het verleden handelt, over een 14 jaar terug en over
een specifieke plek.
'Met Diana
over velden jagen, en hoe wij joegen'
In de eerste regel, meteen een mooie start met het vertellende.
Diana, in eerste instantie godin van de maan, later vereenzelvigt
met Artemis godin van de jacht. Daarmee gaat de dichter blijkbaar
over de velden jagen. Daarmee moet de jacht wel slagen, zou je zeggen.
Bovendien gaan we nog zien hoe de dichter (en nog een of meer personen
blijkbaar) hoe ‘wij’ joegen.
door de
graanvelden, dit maal niet gemaakt van dichters-/goud De graanvelden
zijn blijkbaar anders dan anders. Niet van dichtersgoud. Wat is
hier het dichtersgoud, de gloed, het gele van het graan? En er is
hier een scheiding tussen de dichters en het goud aangebracht. Het
goud hoort meer bij het graan en de zon. De graanvelden bij de dichters.
Wat jaagt iemand door de graanvelden? Bij jacht denk ik aan bos
of weiden, maar graan?
Hier komt ook de associatie boven met jachtvelden (jacht door graanvelden),
de eeuwige jachtvelden van de Indianen, de dood dus. In combinatie
met Artemis niet zo gek, want zij is in oorsprong godin van de Dood.
maar van
graan hoog en heet als de middagzon. Het graan is hoog (betekent
het dat het midden zomer is, dat degenen die het beschrijven kleiner
zijn? En het graan is Heet? Als de middagzon, dus het is overdag,
geen goed moment om te jagen. Jagen op wild gebeurt immers aan het
eind van de middag of in de vroege ochtend. En hoe wij zaten, is
de jacht al afgelopen?
En hoe
wij zaten onder een wild om zich heen groeiende/appelboom De
appel, de vrucht van de verleiding. Is die hier bewust gebruikt
(denk aan de maangodin Diana) wild om zich heen groeiend. Meestal
gebruiken we ‘wild om zich heen’ bij slaan of iets dergelijks.
Het lijkt of de boom ruimte voor zichzelf moet creëren, wellicht
een beschutting vormt voor degenen die er onder zitten.
De voeten
in het koele water. Blijkbaar is het geen langdurige warmteperiode
geweest anders zou het water niet meer zo koel zijn aan het oppervlak
waar de benen bungelen.
Het dodenmeer.
Waarom heet het water het dodenmeer. Is er iemand verdronken? En
zo ja wie?
Elkaar
verhalend (ze vertellen aan elkaar verhalen, we weten nog steeds
niet of het 2 mensen betreft of meer, of het mannen of vrouwen,
kinderen of ouderen zijn) maar ze vertellen elkaar over een meisje
dat zich verdronk vanwege liefde en zonde of zoiets. Hier
spreekt uit dat het kinderen moeten zijn die nog niet precies weten
wat zonde is. De link met de appelboom komt hier in beeld, de zondeval
in het paradijs.
tussen hoop en vrees wachtend tot /wij haar weke vlees om onze
benen heen voelden kronkelen
de kinderen
voelen angst en maar ook hoop. Waarop? Ze wachten tot ze haar weke
vlees om hun benen voelen kronkelen. Heel beeldend. Alsof ze een
soort octopus verwachten die hen meesleurt in de diepte (en dat
ook wel zouden willen). Hoewel het weke daar mee in tegenspraak
is meer duidt op de manier waarop planten soms in het water slingeren,
meegevend, misschien wel sexueel prikkelend voor de kinderen. Ze
wachten erop, ze kennen het gevoel blijkbaar al, hebben daar eerder
kennis mee gemaakt of er over gehoord van anderen. Misschien hopen
ze het dode meisje weer te vinden.
ons hart
sneller sloeg, door de keel joeg, En de verwachting laat het
hart harder kloppen, brengt de angst heftiger naar voren, laat het
hart in de keel kloppen.
huis-/waarts
richting het doodgewone dorp. Waardoor ze zich teruggeroepen weten
naar het dorp waar ze thuishoren, waar ze schuil kunnen gaan, de
angst ontlopen. Want daar is het doodgewoon. Niet angstig, maar
ook niet hoopgevend. Daar kunnen ze weer kind en klein zijn.
Voor de 4e
maal een verwijzing naar de dood. Eerst in Diana,dan door de jacht
in combinatie met de velden, vervolgens het dodenmeer, en nu het
Doodgewone dorp. Het dorp waar mensen zo maar kunnen verdrinken,
blijkbaar. Als ze zich schuldig gemaakt hebben aan liefde en zonde.
Waar de appelboom niet voor niets beschutting geeft. Ontluikende
seksualiteit zou in een jongensfantasie immers wel eens tot zonde
kunnen leiden en daar staat de doodstraf op.
Nu wordt ook
duidelijk wat met dichtersgoud bedoeld wordt. Een dergelijke gebeurtenis
is het mooiste dat een dichter kan overkomen, wat een materiaal! |