Zonneblind
I.
De hemel blaakt
van ijver.
Het licht dat door de blinden kruipt
valt tergend op
mijn voet. Schaduw streept de vloer
tot ik verstoord de jaloezieën sluit.
De dag duurt donker voort. Ik zink.
Mijn zon is
zoek.
II.
Fel licht en
zij. Hij diept vaardig
haar begeerte uit en vaart met haar
te goed om nieuwe havens te bezeilen.
De boot gemist, mijn kans
gestrand. Ik vang slib en slik
nu water dat mijn lippen tipt.
Mijn zoen is
zout.
III.
Aan de overkant
verliest hij zich
in welig gras dat haar
verleidend lichaam draagt.
Ik zwem met zware voeten
tot de oever daagt en tegenlicht
mij slinks de ogen luikt.
Mijn bloed
is groen.
Drasland
We liepen door
en spraken dof. Het regende
verzuurde en bedompte taal. Wij voelden
ons beschermd door waterdichte stof
maar kregen
toch een klamme huid.
Nattigheid vindt steeds een weg, ze komt
van binnen uit. De lucht was vol.
De velden lagen
dras. Wij hielden
voet bij stuk en zompten urenlang
tot bij een plek die droger was.
Vaarwater
Nauwelijks
merkbaar gaat alles hier bergaf
zoals de vliet die sloom het veld doorvloeit.
Dit loos gekabbel maakt mij stil
en stom. Als
ik nog langer wacht
droogt elk verlangen talmend op.
Ik wil een snelle stroom, ik wil
een roes die
raast, een bruisend spel
dat om een speler vraagt, een stem, een hand.
Ik wil een ander land.
Gesprek
met dichter Reine de Pelseneer (1982).
1) Wat beweegt
jou als dichter en als persoon. Waarvan raak je in verukking of
juist verdrietig, wat is de invloed daarvan op je gedichten?
Verukking en
verdriet, of eender welke emotie, hebben zelden een onmiddellijke
invloed op mijn gedichten. Sterke emoties lijken mij niet meteen
een goed uitgangspunt voor het schrijven van poëzie. Je moet
eerst afstand kunnen nemen van iets, voor je er over kan schrijven.
Anders krijg je toch maar wat sentimenteel geleuter. Dat kan misschien
deugd doen voor jezelf, maar lezers hebben daar geen boodschap aan.
Langs de andere kant wil ik ook geen koele, klinische gedichten
schrijven waaruit elke emotie is verdwenen. Ik denk dat het er op
aan komt het juiste evenwicht te vinden tussen gevoel en afstand.
2) Waar woon
je, hoe oud ben je, wat voor opleiding volgde je? Wat voor werk
doe je? Hoe lang schrijf je?
Ik woon in
Pulderbos, een klein dorpje in de Antwerpse Kempen. Ik ben 22 jaar
(°1982). Ik heb Germaanse Taal- en Letterkunde gestudeerd aan
de Universiteit Antwerpen. Vorig jaar ben ik afgestudeerd en momenteel
ben ik nog altijd een beetje werkzoekend.
Schrijven heb ik eigenlijk altijd gedaan. Van zodra ik in het eerste
leerjaar leerde schrijven, begon ik met het verzinnen van verhaaltjes.
Die leken altijd verdacht hard op het laatste boek dat ik toen had
gelezen, maar ik was er wel heel erg mee bezig. Toen ik een beetje
ouder was, negen jaar ongeveer, begon ik 'versjes' te schrijven,
dingetjes op rijm. Daarna was er weer een periode dat ik vooral
verhalen schreef. Rond mijn veertien, vijftien jaar focuste ik terug
op poëzie, ook al was het de naam 'poëzie' niet echt waard.
Ik schreef toen voornamelijk heel slechte, puberale gedichten.
Toen ik zeventien was, ben ik begonnen met het volgen van een cursus
'Literaire Creatie'. Daar heb ik ongelooflijk veel geleerd. Ik heb
er niet alleen beter leren schrijven, ik heb er vooral ook beter
leren lézen. Ik let nu veel meer op dingen waar ik voorheen
nauwelijks oog voor had.
3) Welke dichters
inspireren je? Heb je een lievelingsgedicht, kunstwerk, muziekstuk
en zo ja, waarom dat gedicht of dat muziekstuk?
Paradoxaal
genoeg zijn de dichters die mij het meest inspireren, dichters die
heel anders schrijven dan ikzelf. Ik denk dat ik zelf heel toegankelijke
poëzie schrijf, maar als lezer ga ik vaak toch eerder op zoek
naar de zogenaamd 'hermetische' poëzie (al zegt zo'n term bijzonder
weinig). Het is moeilijk te zeggen welke dichters tot mijn favorieten
behoren. Sommige dichters schrijven één prachtig gedicht
en verder heel veel onzin, of omgekeerd. Er is, denk ik, geen enkele
dichter die altijd goed is. Daarom is het makkelijker om te zeggen
of een gedicht goed is dan of een dichter goed is. Toch doe ik een
poging om enkele namen te noemen. Een aantal (of in sommige gevallen
een heel aantal) gedichten van volgende dichters weet mij te intrigeren:
Hugues C. Pernath, Dirk Van Bastelaere, Charles Ducal, Frank Pollet,
Peter Verhelst, Hugo Claus, Erik Heyman, Stefan Hertmans, Roger
M.J. De Neef, ... Ongetwijfeld vergeet ik nu een hoop namen die
ik eigenlijk niet wilde vergeten, maar vragen als deze bezorgen
mij altijd een beetje een black-out. Veel hangt ook af van het moment.
Over een jaar zal mijn lijstje er wellicht al helemaal anders uitzien.
Wat proza betreft heb ik wel een absolute favoriet, de Amerikaanse
schrijver Paul Auster. Ook al hebben zijn boeken geen directe invloed
op mijn gedichten, als ik iets van Auster heb gelezen, heb ik altijd
het gevoel dat ik móét schrijven. Of hij nu fictie
of non-fictie schrijft, Auster slaagt er altijd in om je vanaf de
eerste bladzijde mee te slepen. Ik ben echt wég van hem (nu
ja, van zijn boeken bedoel ik :-).
Een leven zonder muziek kan ik me nauwelijks voorstellen, maar ook
hier geldt weer dat muziek zelden een directe invloed heeft op mijn
gedichten. Onbewust zal dat wat ik hoor wel binnensluipen in dat
wat ik schrijf, maar ik sta daar niet zo bij stil. Ongeveer hetzelfde
geldt voor film. Ik kijk heel graag (en ook behoorlijk veel) naar
films en ze werken vaak lang na, maar ik denk nooit na het zien
van een film 'daar ga ik nu eens een gedicht over schrijven'.
4) Waarover
wil je nog graag veel schrijven en waarover absoluut niet?
Ik zou absoluut
niet weten waarover ik nog veel ga schrijven. Ik sluit bij voorbaat
niets uit. Poëzie kan in principe over alles gaan. Waarover
je schrijft heeft niet zo veel belang, denk ik. Hóé
je het doet, dat is van belang.
Toch zijn er allicht bepaalde inhoudelijke elementen die vaak terugkeren
in mijn poëzie. Relaties tussen mensen (en alles wat daarbij
komt kijken) blijven mij fascineren, verder ook: het zoeken naar
'ruimte'; taal, schrijven, communicatie en de daarmee gepaard gaande
'moeilijkheden'.
Ook al ben ik absoluut niet de geschikte persoon om mijn gedichten
te analyseren, ik denk wel dat ik kan zeggen dat ik vaak gebruik
maak van 'natuurelementen' zoals water en lucht, weersomstandigheden,
... Het is mij echter nooit te doen om de natuur op zich; ik gebruik
die elementen veeleer om een bepaalde sfeer op te roepen of een
bepaalde emotie te versterken. Ik wil zeker geen 'natuurgedichten'
schrijven.
5) Hoe is de
ontwikkeling van jouw werk in jouw ogen?
Moeilijke vraag,
vind ik. Mijn recentere gedichten vertonen, naar mijn gevoel, wel
verschillen met de gedichten die in mijn debuutbundel zullen verschijnen,
maar of dat werkelijk zo is, weet ik eigenlijk niet goed. En waarin
die evolutie dan schuilt, kan ik ook niet precies zeggen. Ik zit
er een beetje te dicht met mijn neus op om daar een heldere kijk
op te hebben.
6) Je gaat
binnenkort een bundel uitbrengen bij Uitgeverij P. Kan je vertellen
hoe dat proces verliep? Wanneer bood je de bundel aan, wat gebeurde
er verder?
Via Frank Pollet
(docent literaire creatie) kwam mijn bundel bij P terecht. Daar
hebben ze mijn manuscript aan een aantal lectoren gegeven. Die waren
blijkbaar nogal positief over mijn bundel, dus was uitgever Leo
Peeraer wel geïnteresseerd om hem uit te geven.
7) Publiceerde
je al in tijdschriften behalve in Gierik? Zo ja, welke?
Ja, een keer
in Deus ex Machina.
8) Wat voor
reacties krijg je op je gedichten?
Naar aanleiding
van mijn laatste publicatie in Gierik heb ik wel een aantal positieve
reacties gekregen. Maar het is allicht normaal dat je meer positieve
dan negatieve reacties te horen krijgt. Dat wil niet zeggen dat
die laatste er niet zijn; ze geraken gewoon niet tot bij mij. Blijkbaar
valt mijn poëzie vooral in de smaak bij vrouwen. Dat zal wellicht
wel met herkenbaarheid te maken hebben. Of anders maken vrouwen
gewoon sneller complimentjes ... :-).
|