|
-
‘Opdekopgezette
taal’
Interview met Erik Jan Harmens
over hoe het hem verging na zijn eerste bundel en over de tweede bundel
‘Underperformer’
Hoe is het je vergaan na het winnen van de poetryslam. Ik heb het
idee dat
alles opeens heel snel ging. Je stond bij Poetry international en
op de
nacht van de Poëzie, wat gebeurde er allemaal?
Sommige dingen gebeurden dankzij het winnen van de nationale slamtitel,
zoals het optreden bij Poetry tijdens de International All Star Slam
(deze
naam verzin ik, hij was anders) en andere dingen gebeurden ondánks
de
slam, zoals de uitgave van 'In Menigten' bij Nijgh & Van Ditmar
en het
optreden op de Nacht van de Poëzie. Ik geloof dat men uiteindelijk
toch
naar de gedichten heeft gekeken. Een nieuw geluid. Andere taal. En
dan
gaat de trein rijden en begint de moeilijkste fase en dat is goede
nieuwe
gedichten schrijven en goed optreden. Altijd weer geconcentreerd,
gefocust, en niet aan je belastingaangifte denken als je achter de
microfoon gaat staan.
Je kwam opeens met een bundel. Hoe is die ontvangen, is er iets veranderd
voor je in je schrijven/ je leven?
Een bundel was de droom. Ik steeg ooit, tien jaar terug, op in een
vliegtuig van Royal Jordan Airlines vanaf JFK Airport in New York
en de
motor aan één van de vleugels ontplofte en vloog even
in brand. Het
vliegtuig maakte een kleine duikvlucht en de stewardessen prevelden
in het
Arabisch een gebed. Ik weet nog zo goed dat ik toen toch vooral dacht
aan
het feit dat er geen bundel van mij gepubliceerd was en ook nooit
gepubliceerd zou worden als we nu zouden neerstorten. Het is zoveel
meer
dan 56 pagina's in een kaft met lijmlaag, gedistribueerd door het
Centraal
Boekhuis.
De bundel is verder erg goed ontvangen door Het Parool en NRC Handelsblad,
met name. Ik was er erg blij mee maar ben tegelijkertijd vrij vlot
begonnen met het schrijven van de tweede bundel, die nu net uit is:
'Underperformer'.
Hoe was het om met een tweede bundel bezig te zijn en zelfs met een
roman?
Voel je je gesteund door je uitgever? Heb je tijd kunnen nemen om
er aan
te werken?
Het werken aan de tweede bundel was zowel zwaar als bevrijdend. Zwaar
in
die zin dat er allemaal mensen doodgingen en mijn zoon veel ziek was,
en
ik besloot die gebeurtenissen een plek in het boek te gaan geven,
maar dan
niet op de manier zoals P.F. Thomése of Anna Enquist dat deden,
wat ik
maar even wil samenvatten onder de noemer 'puur', nee: ik wilde het
bruut,
provocerend, rollercoasterig. Dat de woorden als uppercut op uppercut
van
het papier af spatten. Ik wilde niet zozeer het verdriet laten zien
over
ziekte en dood, maar de woede. En de ontroering toch vooral aan de
verbeelding van de lezer overlaten. Daarbij wilde ik ook per se dat
'Underperformer' een poëziebundel zou worden en niet een bekentenis
of een
dagboek. Het bevrijdende zat 'm in het feit dat 'In Menigten' een
soort
van 'best of'-collectie was van alles wat ik in de voorgaande jaren
had
geschreven, terwijl 'Underperformer' van de fundering af is opgebouwd,
en
ik daarmee volledig in control was.
Mijn redacteur, Jasper Henderson van Nijgh & Van Ditmar, is van
zeer grote
waarde geweest. Op de juiste momenten pakte hij de marker, maar vooral
toch gingen onze gesprekken niet eens over de gedichten maar gewoon
over
hoe ik de dingen ervaarde. Of ik nog op mijn benen kon blijven staan.
Bij
die gesprekken werd ook dapper gedronken. En uiteindelijk kwamen we
dan
wel weer bij de gedichten uit, maar nooit vanuit een uitgeverijfocus.
Tijd om gedichten te schrijven heb ik natuurlijk niet. Ik werk 4 dagen
in
de week op een communicatieadviesbureau. Ik ben getrouwd en heb twee
kinderen. Ik moet de grijze bak op tijd bij de weg zetten. Ik heb
een
behoorlijk aantal goede vrienden met dorst. Ik treed veel op. En af
en toe
slaap ik. Het is gekkenwerk.
Kan je inmiddels leven van je gedichten? Wat doe je allemaal om in
leven
te blijven?
Als ik alle optredens en opdrachten zou aannemen, zou ik op dit moment
van
de poëzie kunnen leven. Maar ik wil niet alle optredens en opdrachten
aannemen.
De toon in je tweede bundel vind ik minder heftig. Klopt dat? Hoe
zou jij
zelf deze bundel omschrijven?
Ik kan op dit moment echt niet beoordelen welke bundel nu heftiger
is. Het
is ook een te vaag begrip. Het is ook in geen geval een doel, om 'heftig'
te zijn. 'Ik vond mijn eigen taal uit/en haalde alle woorden door',
is een
regel in de bundel. Da's een rechtstreekse verwijzing naar de
poëziekritiek van Ilja Leonard Pfeijffer. En een uiterst hoopvolle
zin.
Niet voor niets heeft het derde hoofdstuk in de bundel ('Outperformer')
als
ondertitel: Een Gospel. De bundel is een aaneengeregen reeks van
opdekopgezette taal, zo geformuleerd dat de lezer zich niet eens meer
herinnert dat er ooit andere taal was. Het is pitbullpoëzie,
het laat je
niet meer los. Althans, dat is de bedoeling. Als ik de hele bundel
bij
mekaar trek vind ik 'gospel' overigens de lading wel het beste dekken.
Ik
zie het negerkoor in gedachten al het podium op gaan.
Wie zijn jouw voorbeelden/idolen (in dichten, kunst, muziek)?
In de literatuur: Kafka, Céline, Camus, Dostojewski, Agejew,
Kerouac,
Marnix Gijsen, Willem Elsschot. In de poëzie heb ik geen voorbeelden
of
idolen. Wel dichters die ik ijzersterk vind: Jan Arends, Johan Joos,
Paul
Beatty, Atilla Joszef. En meer recent: Maria Barnas, Erik Lindner,
Ilja
Pfeijffer, Hans Verhagen, Joost Zwagerman. Helden in de muziek: The
Smiths, Tuxedomoon, John Coltrane, Ol' Dirty Bastard, Bach, Frans
Halsema,
Eddie Christiani en Serge Gainsbourg.
Met wie zou je wel eens een hartig woordje willen wisselen qua dichten?
Met Ingmar Heytze. Ik begrijp niet waarom hij de gedichten schrijft
die
hij schrijft.
Wanneer komt je roman uit?
Eind 2006. Of later.
Wat zou jij aankomende dichters beslist willen afraden?
Zelfoverschatting. Wees nederig. Haal je gedichten door de gehaktmolen.
De
eerste versie is kut. De tweede ook. Vanaf de tiende kan het wat worden. |
|
|