van
dalende puntjes het
daalde en daalde en belandde bijna
op de grond, tot op 10 centimeter
daar bevond
zich een rustpunt
op een rode lijn
scheef getrokken langs de muur
‘drup’,
dacht ik, ‘drup’, maar
het drupte niet
het huppelde lamsgewijs
met sprongetjes
die vanzelf kwamen
of er veel wind in het spel was
en zonlicht en bomen
|
met verstopte
graagte in de kruin
van ruisen en ritselen
zonder voor die rol ervan
te kiezen of vergeten dromen
in te willen halen
het ontspon zich, dit alles
door het dalen
en alom plotseling huppelen
‘onbevangen’
is het woord
dat op het puntje lag
|