wat ik wou lag op de grond
en klaagde over onrecht:
het kreunde, klaagde, piepte
kon geen richting vinden
om te schuilen of zichzelf
te openbaren in een list
er hing een sluier hekel over
en een poederwaas van overdreven,
niet genoeg: er klampte vieze handen
langs de rand van onbeschaamd
het willen moest door teiltjes water
en door blauwsel voor een nieuwe glans
op die kale vloer verwachting
dekte schaamrood meer dan wangen
het krulde rond de benen van
het ongedachte, niet besproken
uitgangspunt, slingerde een weg
naar boven: forse teugen adem