zoals de steen de vijver
toeriep
niet te lachen bracht zij
zwermen vogels tot bedaren
ze beweegt de zon tot
dalen
spreekt tot de heuvels en het licht
waaruit zij voortkomt dooft
als zij zich afwendt
springt
instinctmatig vleugels spreidt
ze trekt de kleuren
uit de regenboog
haar uitgeslagen vleugels scheuren,
repen kleven grillig aan de wand
als de vijver klaterend
om de rotsen
lacht, het water stijgt tot aan de vogels:
het wijdverbreide misverstand beklijft
als zij zich bloot
geeft
is de wereld ronder