Annette van den Bosch
Floris Schillebeeckx l
 
 
Informatie over Annette van den Bosch en deze site Gedichten, waaronder Vlaamse en vertaalde         Artikelen over dichtbundels en dichtbijeenkomsten Recensies van dichtbundels Interviews met dichters, uitgevers etc Over jonge dichters
Beginpagina                 Contact
 
     
  -
 

Floris Schillebeeckx

‘Als ik lees is het of iemand naar me glimlacht’

Schillebeeckx is een bevlogen dichter met een fiks zelfbewustzijn, want zonder groot zelfbewustzijn is er geen creativiteit. Zijn gedichten gaan over communicatie met zichzelf en met de buitenwereld. Opvallend is dat hij lange gedichten schrijft en cycli, zoals Het sprookje, er is eens en Het eiland ik.


Fragment uit ‘Eiland ik’.

7.
Voor een vogel ben ik rustplaats
Voor een vrachtschip hindernis
Of haven.
Voor het strand ben ik de huisbaas.
Voor de zee de arme buurman.
Voor de zon ben ik een steenpuist
Op het wateroppervlak.
Voor de lucht ben ik de bodem.
Voor het diepzee ben ik dak.

Daartussen tracht ik iets te wezen
alsof ik niet ontbrak.

 

Sprookje, er is eens.


1. Genesis

Wit doek eist schilder.
Zijn linkerhand wordt vastgehouden
door een meisje dat glimlacht.
Zijn rechterhand schildert de zee.
Zee eist strand.
Strand eist spelende kinderen.
Hij denkt :
‘Als ik haar kus
kust iedereen elkaar.’


2. Liefde

Lichaam dat te weinig werd gestreeld
heeft handen die niet durven
en zwaaien met biljetten
om te aaien aan zichzelf
toen ze nog jong.

Handen herhalen
Hun gedroomd verleden.
Jongetje ligt naakt te mooi
te mager op bed en buik
de armen wijd
de benen in elkaar verstrengeld.

Hij weet :
‘Als ik liefde geef
Heb ik er zelf geen meer.’


3. Museum at home

Plastieken doos
met raam zonder landschap
en infrarood lichtje
dat voortdurend op ons richt.

De televisie staat uit.
De dichter weent
kijkt naar zichzelf
legt zijn haar
en zijn verdriet goed.

4. Penseelstreek/litteken

Zijn linkerhand wordt gebroken
Door een meisje dat weent.
Hij wordt bang
zijn ogen draaien weg
en alle schoonheid vlucht mee.
Zijn rechterhand schildert de storm.
Beelden worden vlekken
die beelden in zich dragen.


5. De blijde boodschap: medelijden

Hand wrijft over haar jongetje.
Mond drukt zich even op voorhoofd.
Handen leggen deken om hem heen
en koken soep. Ze denken lief.
Ze denken mama.

Het jongetje kruipt op het doek
van de schilder, denkt ‘Hollywood,
here I come’, roept : « Ik heb pijn ! »

Hij steekt zijn handen in de lucht
alsof hij wint en toont de gaten
van de pikken en het geld
dat erdoor valt.


6. Tsoenami

Zijn linkerhand is leeg.
Zijn rechterhand legt het
penseel weg en wrijft
wat nagelaten lippenstift
van zijn wang.

Hij ziet de stilte voordien
denkt :
‘geluk heeft geen toekomst’.

De kinderen rapen talrijk vis.
Ze lachen. Ze denken aan barbecue.
Ze gooien ermee naar elkaars kop.

Het jongetje, afwijkend blij
dat hij alleen
en niemand anders
weet wat niet gebeurt.

Hij is de enige slotzin op het doek
dat bevroren ligt in hier,
bevroren ligt in nu.
De kader kan het geluk net afbakenen.


7. Seven

De televisie ontploft,
denkt : ‘Realiteit’.
en schenkt de vissen
terug het water
om op dood te liggen.

We weten dat de kinderen
gestorven zijn maar ze houden
niet op te vergaan.

En toen gebeurde het
dat het jongetje over het water liep
Omdat hij met zijn verdriet
een dwingende afspraak had
en hij haast zich naar Europa,
naar de dichter.

Samen zitten ze aan tafel
kijken elkaar aan en uit.
Het jongetje vraagt de dichter
om wijn en champagne.

Het wordt in een aquarium gegoten
en het jongetje zwemt erin
en vraagt de dichter :
« Duw mij onder».

Terwijl de dichter hem verdrinkt
glimlacht het jongetje
voelt de handen van zijn vrienden
die klappen en hem opheffen
voelt de handen die hem schrijven
en hem doden om te helpen

en de dichter weent
voor het eerst
zonder zichzelf
ook maar te zien.


Floris Schillebeeckx (1982) studeert Kleinkunst bij Studio Herman Teirlinck in Antwerpen. Daarnaast is hij dichter. Hij publiceerde onder andere in het Vlaamse tijdschrift Eneris.

Wat of wie is je inspiratiebron ?

Eigenlijk alleen mijn persoonlijke ervaringen, in welk beeld ik ze ook vorm geef. Het lijkt mij overmoedig het over iets anders te hebben. Maar tot ‘persoonlijke ervaringen’ reken ik dan alles wat via mijn lichaam is gegaan. Het is een soort verteringsgedachte.
Een groot zelfbewustzijn vind ik noodzakelijk voor creativiteit. Wie zichzelf niet kent kan zich ook niet uitdrukken in een werk dat los van hem komt te staan. Er is geen vonk. Er is hooguit iemand al jaren bezig twee stukjes hout tegen elkaar aan te wrijven. Anders is schrijven een handeling zonder scheppend te zijn.
Ik vind niet dat poëzie over poëzie mag gaan of over de taal. Taal is een middel waarmee de in de wereld aanwezige poëzie kan uitgedrukt worden maar voor mij nooit een thema. Ik vertrek dus ofwel vanuit een emotie die ik vorm tracht te geven, ofwel vanuit een concept waar ik gevoel in investeer. Wanneer ik dit niet zou doen zou ik geen enkele noodzaak ervaren om te schrijven. Ik ben beginnen schrijven als kind in dagboeken, allemaal erg therapeutisch, maar daar ligt wel de kern van wat schrijven voor mij is. Het werkt voor mij als een catharsis. Het is een zoeken naar beheersing van het leven dat ik pas aanvaard in al zijn wisselvallige gruwelijkheid wanneer ik het opschrijf. Vanuit het schrijven zelf ontstaan bij mij gedachten en verbanden tussen mezelf en de dingen om mij heen. Door aan die verbanden te werken creëer ik een blik, een manier van kijken en die maakt uiteindelijk de realiteit uit want er is niets buiten mijn hoofd dat ik kan zijn of ervaren. Ik geloof dus dat de literatuur en eender welke andere kunstzinnige uiting betekenis aan het leven geeft of beter gezegd de betekenissen die in het leven aanwezig zijn opmerkt en aanduidt. Dit verbreedt de ervaringswereld van de maker en zo ook de emotionele en intellectuele intensiteit van zijn leven. Het interesseert me dan ook niet echt of dat bij de lezer allemaal het geval is. Ik schrijf nooit voor een publiek. Dat zou ik behaagziek vinden. Ik geloof er wel in dat wanneer de emotionele en intellectuele inzet van de schrijver hoog genoeg is dat dat bij de lezer ook overkomt. Dat is dan het soort naïeviteit dat ik nooit wil verliezen.
Naast deze uiteg ben ik erg geïnteresseerd in de films van Fassbinder, Bergman en Von Trier; de muziek van Costello, Keith Jarret, Kurt Weil en Brecht, Sjostakovitsch en de Evil Superstars; de boeken van Saramago, Hemingway, Oë, Dostojevski en Kundera; de theaterstukken van Euripides, Elliot, Tsjechov, Beckett,… en omdat ik hem binnenkort ga spelen ook Mamet ; en geef ik toe dat er nauwelijks dichters zijn die ik graag lees maar vooral gedichten.

Waarom kom je dan toch naar buiten met wat je doet ?

Om de dialoog op te zoeken. Om een deelgenoot te vinden. ‘Eiland ik’ is een oude cyclus van mij en gaat –ik merkte dat achteraf pas- voortdurend over een onvermogen tot communicatie. Het is iets waar ik nog steeds mee worstel. Hoe ouder ik word, hoe minder het me lukt begrepen te worden. Ik word meer en meer teruggeworpen in een alleen zijn te midden van iedereen. Hoe groter het verleden, hoe minder partners in crime. Uiteraard ben ik al fantastische medestanders tegengekomen maar de brug naar de ander blijft groot. Met teksten, muziek, theater,… hoop ik iets te kunnen tonen dat ons in een detail opeens verbindt. Als ik lees is het altijd alsof er iemand naar me glimlacht. Daarom schrijf ik ook (om te leren lachen).

Heeft je studie invloed op je werk ?

Absoluut. Ik weet dat poëzie schrijven op het vlak van taal niets met theater of met liedjes te maken heeft. Het is van nul beginnen. Als je liedjes schrijft zoals gedichten zal de muziek ze belachelijk maken en ontkrachten. De performance van poëzie is het papier en eventueel het voorlezen. Bij liedjes moet je voortdurend tegen een door de muziek geïnstalleerde gevoelssfeer in gaan schrijven. Het is een voortdurende evenwichtsoefening tussen pathetiek en gekunsteldheid. Teveel abstracties en beelden zingen wordt op den duur belachelijk en mist elke rechtstreeksheid en hoewel muziek meer pathos vergeeft dan poëzie is teveel gevoel vaak tenenkrullend ten zij het op leven en dood gebracht wordt. Het theater heeft vooral meerstemmigheid teweeg gebracht in mijn later werk. Ik vond het zalig ineens meerdere stemmen in mij te kunnen laten spreken. In de nummers die ik tegenwoordig maak zijn telkens drie à vier verschillende mensen aan het woord en in mijn gedichten loopt ook meer volk rond dan ik alleen.
Voor de rest dwingt het theater en de muziek automatisch een andere manier van kijken af. Ik kan gemakkelijker de dingen die ik maak loslaten om ze vooruit te helpen.

Ik las een aantal gedichten met wat herhalingen erin. Hoe werkt herhaling voor jou, wat doet het?

De herhaling is wat men op theater een abstract décor zou noemen. Het werkt als de conventies : ‘iedereen geeft elkaar een hand en dan hebben we een kring’ of ‘gooi maar op zolder’. De herhaling kan alles met alles verbinden en samenbrengen in zijn schijnbare logica. Het is een soort literaire plek waarop alle associaties kunnen samenkomen.
Ten tweede suggereert de herhaling altijd de tijd en de seizoenen of wat men het rad en de eeuwige terugkeer zou kunnen noemen. Het suggereert van nature uitzichtloosheid, noodlottigheid en daardoor ook berusting en bescheidenheid ten op zichte van de wereld. Ik vind het de antipool van macht, het uitroepteken. De herhaling vindt plaats waar het uitroepteken wil ingrijpen.