Annette van den Bosch
Bart Moeyaertl
 
 
Informatie over Annette van den Bosch en deze site Gedichten, waaronder Vlaamse en vertaalde         Artikelen over dichtbundels en dichtbijeenkomsten Recensies van dichtbundels Interviews met dichters, uitgevers etc Over jonge dichters
Beginpagina                 Contact
 
     
  -
 

‘Zonder bagage ben je als mens zo weinig’

In gesprek met Bart Moeyaert

Verschenen in Meander van 15 februari 2004

U wilt graag onze rommel zien?’, Informeert Bart Moeyaert (Brugge 1964), met een blik op de stapels boeken in de etagegang, als hij mij verwelkomt voor de deur van zijn Antwerpse appartement.
Ik klom 4 etages, dat wil zeggen 8 trappen, om hem te bereiken. Omdat de lichtknop zich verschool liep ik via een donkere hal en donkere treden. Naar boven toe wordt het steeds lichter. Als ik de laatste trap beklim, staat er een prachtig vrolijk gekleurd schilderij dat door de zon vanuit het dakraam wordt beschenen. Geleidelijk kom ik in de sfeer van fantasie verbeelding en creativiteit van Moeyaert.   De duizendpoot op literair gebied, de man die de vertelkunst in eer herstelt en een frisse adem in de nek van het uitgebluste Vlaamse cultuurklimaat blaast.

foto: Andy Huysmans

Zijn werk leest als dat van een jonge, vrolijker, Claus. In 2003 verscheen van de hand van de meermaals bekroonde schrijver, performer en theatermaker de eerste dichtbundel. Voldoende reden om eens uit te vinden wie er schuilt achter al die verbeeldingrijke, maar ook herkenbare, boeken en producties.

Tijdens de koffie zie ik dat de originele Lena, uit mijn favoriete verhaal Kus me, de muur siert. Op de vensterbank staat de Gouden Boekenleeuw-versie van Lena die de kuntschilder Peter van Poppel schonk nadat Kus me was bekroond.
‘Hoe lastig is het om een zo bejubeld en geprezen schrijver te zijn’, vraag ik mij af. Hij zit zo rustig koffie te drinken alsof ik hem al jaren ken en het de normaalste zaak van de wereld is dat ik hier ben. Zijn leven staat dan ook al 20 jaar in het teken van de boeken en de publiciteit. Al op zijn 19e publiceerde hij het eerste werk. De opzet van een nieuwe website vormde voor hem aanleiding om terug te kijken in zijn leven en de feiten op een rij te zetten. Mijn “het is een informatieve en mooie site” vindt hij niet voldoende. “Dat klinkt wel bijzonder droog”, glimlacht hij. “Ai, zo is het niet bedoeld”, haast ik me te zeggen, “de site is duidelijk met veel aandacht gemaakt en je kunt hem via verschillende invalshoeken benaderen.’ “Daar is lang en hard aan gewerkt”, zegt Moeyaert, “een ontwerper stond in voor het design, over de opbouw van de site heb ik zelf het meeste denkwerk verricht, en de uitbouw zelf is de verdienste van een bijzonder geduldige webdesigner, met wie ik heel nauw heb samengewerkt.”

Op mijn vraag of hij behalve successen ook ongelukkige tijden ziet in zijn schrijversleven antwoordt hij dat het Boek van Niete dat hij schreef als jeugdboekenweekgeschenk niet best is als hij terugkijkt. “Dat is te veel in opdracht en te snel geschreven.” Bovendien is het een fantasieverhaal, een genre dat hem niet bijzonder ligt. Maar daar heeft hij van geleerd om beter uit te kijken welke opdracht hij wel en welke hij niet aanneemt. Nu is hij bezig met een boek, waarvoor hij tot eind februari vrijaf heeft genomen. De hoofdpersoon is een tienjarig kind, dat al langer dan 2 jaar in Moeyaerts hoofd leeft en woont. Zo weet hij precies wat de leefomgeving van die jongen is, maar wat de jongen in die leefomgeving en tijdsperiode doet, probeert hij gaandeweg te ontdekken. In een schrijfperiode gaat Moeyaert zo op in het verhaal dat hij het dagelijks leven, zoals het eten, vergeet. Voor de hoofdpersonen maakt hij geen schema of kaartjes. Alleen Afrika achter het hek ontstond naar aanleiding van een krantenknipsel. De rest komt naar aanleiding van beelden. Daar kijkt Moeyaert naar alsof hij de lezer is: waarom gebeurt dat zo en op dat moment? “Ik kijk naar de flap en onderzoek mijn voorkennis, krijg een vermoeden van de persoon bladzijde na bladzijde. En het vermoeden hoe het verhaal in elkaar zit komt steeds beter en sterker naar voren. Eigenlijk ben ik zowel de schrijver als de eerste lezer van mijn eigen boek. Om te schrijven tast ik alle hoeken van mijn hoofd af. Het verhaal dwingt me daartoe, want het is in schrijven namelijk onmogelijk om te liegen. Ik heb het woord “wonderlijk” nog niet gebruikt, dat introduceer ik hierbij, als het over het schrijven gaat. soms vind ik het: wonderlijk.” Het schrijven valt hem zeker niet gemakkelijk. “Een boek schrijven is beslist niet hetzelfde als op een bedrand een verhaal uit je mouw schudden.”

Boeken schrijft Moeyaert al 20 jaar, zijn dichtbundel kwam pas vorig jaar uit. Waarom zo laat? “Met fictie ben ik vertrouwd, daarin weet ik zeker of iets af is. Met poëzie weet ik dat niet. Het is een ander genre, waarin karig met woorden wordt omgesprongen, en waarin het belangrijkste eigenlijk tussen de regels ligt. ik heb 15 jaar over deze eerste dichtbundel gedaan. Pas door de reacties van de mensen om mij heen heb ik besloten een bundel te publiceren. Mijn gedichten stonden op trams, op muren, op een kussensloop, of ik las ze voor op een poëzie-evenement. Maar ze waren niet bij elkaar verzameld. Als kind las ik heel veel, als adolescent weinig. Ik won prijzen met declamatiewedstrijden, waarin ik Annie MG Schmidt en mijn eigen gedichten voordroeg. Het waren vrolijke, rijmende gedichten. Op de middelbare school werd de liefde voor de poëzie echter afgeleerd. Een gedicht van Claus moest ontleed worden zoals was voorgeschreven. Daarbij was geen enkele eigen inbreng toegestaan. Voor mijn poëziebeleving was dat fnuikend. Ik werd faalangstig en nog steeds ga ik angstvallig met poëzie om.”
“Mijn liefde voor Andreus, Herzberg en Kopland ontwikkelde ik later. Die heb ik te danken aan de docent die ik op mijn 20e had op de hogeschool in Brussel. Deze man schreef en publiceerde zelf en stimuleerde de groep om gedichten te lezen als ware het een liefdesbrief. Dat is de juiste methode om poëzie te leren lezen en om te leren discussiëren over gedichten.”
De gedichten van Moeyaert worden door sommige critici niet voor vol aangezien, omdat ze te eenvoudig toegankelijk zijn. Daarover haalt hij zijn schouders op. “Op de een of andere manier wordt het mij niet toegestaan op deze wijze te dichten, zoals de gedichten van Herzberg of van De Coninck ook onder vuur liggen. het zal mij een zorg zijn. de eenvoud van mijn gedichten is een schijnbare eenvoud. wie beter leest zal in de weinige woorden bepaalde tegenstellingen of klanken of dubbele betekenissen vinden.”

Ik ben benieuwd hoe zijn broers en ouders reageerden op de boeken die over hen geschreven werden. Hij schetst me het beeld van zeven broers op een rij bij de theatervoorstelling die gemaakt is naar zijn boek Broere. zijn broers beseften tijdens de voorstelling ineens dat Bart bestond. Dat hadden ze daarvoor niet zo in de gaten. Zijn ouders zijn ongelooflijk trots op hem en ook voor hen heeft hij meer ‘bestaan’ gekregen.
Vroeger was Moeyaert een zorgenkind. Hij wist niet wat hij wilde worden, behalve schrijver, iets bij tv of radio of boswachter, vooral tussen zijn 15e en 20e leefde hij niet graag. De tegenstelling tussen de lagere school waar hij alles mocht, creatief en speels kon zijn, en de middelbare was extreem. Alles groter. Hij verdwaalde in de school, had moeite met de Latijnse, kreeg bijles en werd faalangstig, vooral bij wiskunde. Toneel spelen en voor de schoolkrant schrijven deed hij graag, maar dat was niet belangrijk voor de docenten en het leerresultaat. In zijn dagboek uit die tijd vindt hij een weerslag dat hij niet gelukkig is. Het is de periode waarin hij voor zijn homoseksualiteit uit komt. Daarnaast vreet zijn faalangst veel energie.

Achttien

Om heen liggen de jongens met wie ik verder moet.
Of ik dat goed vind, is een tweede, want met mezelf
ben ik om te beginnen ook al niet tevreden, dus vraag
me niet hoe ik dan van een spiegelbeeld kan houden.
Waarschijnlijk zijn er hier geen lessen voor, of ze heten
eerste liefde, koude douche en vergissen is geen zonde.
Het leven leer ik wel bij monde van de vrienden die ik
niet op dit paar handen tel, maar overhoud na jaren,
zodat ik mij de pijn die ik nu heb maar beter kan besparen.
En dit gedicht wordt oud, geschreven toen ik geen zin
meer had in groeien, bijna dood was – de derde keer
die week, en weer eens keek naar wat ik na mijn dood
dan toch nog wilde, wat er nog mijn honger stilde of
me porde in mijn rug: geef je niet zo gauw gewonnen,
alles is nu pas begonnen, geef je je nu maar terug.

Uit: Verzamel de liefde uitg. Querido 2003

De faalangst heeft hem heel lang parten gespeeld. Als er een boek uitgekomen is, is hij trots, maar er is ook een keerzijde. Hij was extreem gevoelig voor kritiek, in die zin dat hij altijd selectief luisterde, en alleen dat ene negatieve punt van kritiek onthield. nu is die gevoeligheid niet meer aan de orde. hij weet de dingen te relativeren, ook in het geval van een bekroning. “altijd bedenken dat het deze jury is, die over dit bepaalde boekenaanbod heeft beslist. een ander jaar en een andere jury, en misschien was een boek niet bekroond geweest. die relativiteit is belangrijk om jezelf met je voeten op de grond te houden.”

De 20 jaar leerschool als schrijver heeft Moeyaert gerijpt. Er is veel gebeurd en er kan nog veel komen, want hij is nog betrekkelijk jong. Het blijft lastig om in twee werelden te leven, de ene met succes en de andere met ‘doe maar gewoon’. Maar inmiddels vertrouwt hij erop dat het wel goed komt.
hij zoekt ook de risico’s op. Dat blijkt dan uit een productie zoals Drie zusters van Tsjechov: een stuk dat geschreven is op basis van de improvisaties van de actrices onder begeleiding van de regisseuse Inne Goris. Hoewel dit stuk naar zijn smaak uiteindelijk wat te donker is geworden speelt het sinds januari met veel succes in de theaters, de kritieken zijn goed. Het is een gezamenlijk stuk, maar het voelt niet als een echt ‘Moeyaerts stuk’. Op basis van zijn tekst is het door de regisseuse uitgewerkt. Daarvan heeft hij geleerd dat hij de klassieke manier van theaterschrijven prettiger vindt: de schrijver maakt in zijn eentje een tekst af, geeft die uit handen aan een regisseur die hij vertrouwt, en kijkt wat ervan komt.
Hoe komen deze kontakten met andere kunstvormen tot stand, vraag ik mij af. “Met Inne Goris was het heel speciaal. Diverse mensen uit onze verschillende kennissenkring zeiden tegen ons allebei dat we eens iets met elkaar moesten doen. Dat hebben we dan uiteindelijk gedaan. Met musici werkt het ook zo. Destijds werd ik door componist/dirigent Filip Bral, die aan De Munt in Brussel verbonden was, benaderd of ik een oud sprookje dat hij in Praag had ontdekt, in oud-Duits handschrift wilde vertalen en bewerken. dat is het project ‘Luna van de boom’ geworden, dat we in theaters hebben gebracht. ‘Luna van de boom’ is een boek met cd geworden, waarvoor we twee dagen in de studio hebben doorgebracht, dat was een fantastische ervaring. er is een tournee door Vlaanderen en het buitenland op gevolgd.”
“Met De Schepping verliep het op een gelijkaardige manier. Daarvoor werd ik benaderd door het NBE. Het beeld, de muziek en de tekst van De Schepping kloppen enorm met elkaar.” “Natuurlijk bestaat er een groot verschil tussen teksten die in het hoofd zitten en teksten die op toneel worden gebracht. Het is een enorm leerproces om tot een goede timing, een goede plek en een goed moment te geraken. Dit proces helpt wel bij het inzien van betrekkelijkheid, het overwinnen van de faalangst. Overweldigend wordt dan ook het gevoel dat er ‘nog zo veel te doen is op vertelgebied’. De verteltraditie is in Vlaanderen en België vrijwel uitgestorven. Zo heel anders dan in Engeland en Duitsland waar CD’s en cassettebanden met hoorspelen en romans te verkrijgen zijn. Ik vraag me dan af wat er met onze radio en tv aan de hand is dat deze eenvoudige vorm van theater zoveel impact op mensen kan hebben”.
Hoewel er toch altijd mensen blijven die kritiek leveren, zelfs bij de succesvolste voorstellingen. Maar dat zij dan zo. Moeyaert geeft één middag in de week op het Conservatorium in Antwerpen creatief schrijven aan de afdeling woordkunst.

Kwijt

Zo kwijt als dood
mag je niet gaan.
Hoe ruim ik op,
als ik niet eens
kan bellen, vragen
of je onze foto nog wel wil?
Dan blijft het eeuwig stil
in huis en ben je
niet eens weg, maar dood.
Nee, als ik je verlies
dan hoop ik dat ik
op mijn zakken sla,
een poosje zoek
en dan ineens bedenk
dat jij allang
gevonden bent
door wie je liever ziet.
Dan zal ik kunnen rusten.
Anders niet.

Uit: Verzamel de liefde, Querido 2003

Ik ben van nature geen ‘bewonderaar’. alleen als je me vraagt wie ik goed vind, zal ik deze namen noemen: Jan Decleir, Hugo Claus en Dora van der Groen. “Zij kennen het leven, ze posteren zich niet te hoog en zij hebben iets te zeggen, hebben iets verwezenlijkt, vernieuwd en verbreed. Het zijn charismatische personen. Hoewel ze veel betekenen doen ze ‘gewoon’.
Tot slot geeft Moeyaert enige tips voor de lezers van Meander die schrijven.
1. “Vooral lezen is van belang. Doordat ik op mijn 19e debuteerde wist ik niets, maar het onderscheid tussen lectuur en literatuur heeft zich mondjesmaat aan mij aangediend. ik leerde door veel schrijven en veel lezen, door proberen, op mijn bek gaan. Dat vraagt tijd en moeite. Ik heb ook altijd meelezers gehad. Mijn partner, maar eveneens een kritische lector bij de uitgever plus een goede vriendin. Dat scherpt de pen. Maar eigenlijk ben je zelf je beste criticus, in je hart weet je heel goed of het verhaal deugt. Er is een groot verschil tussen tevreden zijn over een verhaal of tevreden zijn met een deel van jezelf dat je in een verhaal hebt gelegd. Een ander mag je niets laten lezen voordat je zelf in alle eerlijkheid tevreden bent over wat je hebt geschreven.”
2. “Het is goed om kritiek te vragen en daarnaar te luisteren. Natuurlijk is het mogelijk om schrijftips te geven. Je kunt een verhaal schrijven zoals aristoteles het in een aantal stapstenen heeft uitgelegd of boeken lezen waarin ‘de beste tips om een succesvol schrijver te worden’ staan, maar dat levert nog geen concrete resultaten en het is ook geen garantie voor een goed verhaal. Waarom is de schrijver van ‘de beste tips’ immers zelf geen miljonair? aanbevelenswaard is wel het boekje van Judith Herzberg ‘Het schrijven van gedichten en het praten daarover’ (uitgeverij Bzztôh), maar verder is het een kwestie van doen. Eventueel kan je naar een lezing van een bewonderde schrijver gaan en hem of haar tijdens de vragenronde vragen hoe zij het aanpakken.”
3. “Ik hoef niks te lezen”, hoor je soms zeggen. “Dat is zonde. Het is mogelijk om met een rugzak met een boterham en een fles water te overleven, maar de reis is een stuk interessanter als in je bagage ook een teddybeer van vroeger zit, een avonturenboek, een reiswijzer en — bij wijze van spreken — wat zangzaad en wat plantenzaad, waaruit iets kan groeien op het moment dat je geen tijd hebt gehad om nieuwe bagage te vergaren. Zonder bagage ben je als mens zo weinig. Rust kan wonderen doen. Films bekijken, nieuwe ervaringen op doen. Toen mijn verzamelde gedichten verschenen waren, was ik leeg. Dan moet ik de wereld weer in, om mijn rugzak te vullen met nieuwe ervaringen, frisse ideeën.”
4. “Bij je zelf nagaan wat je aan het doen bent. Als je veel kritiek hebt op anderen, je afvragen of die kritiek wel terecht is, heb je wel voldoende referentiepunten om die kritiek te leveren, heb je veel gelezen, heb je veel levenservaring, anders is de kans groot dat je holle woorden gebruikt — en misschien zelfs domme dingen zegt.”
5. “Niet bang zijn. Je bent je eigen criticus en je eigen eerste lezer. Je moet jezelf vrij laten. Soms levert dit alleen een gedachte op of een beeld of uitgangspunt. Dat kan al voldoende zijn om door te gaan. Faalangst zet alles op blanco, dus zet dat overboord.”

Dit lijkt mij een goed moment om afscheid te nemen van de jongere variant van Claus. De vergelijking met Claus dringt zich aan mij op omdat Moeyaert zijn hoofdpersonen ook vaak in een Vlaamse bedompte setting plaatst. Zijn hoofdpersonen zijn zich daar, in tegenstelling tot de personages bij Claus, niet van bewust en leven daarmee, daar vanuit. Ze gaan de confrontatie met hun afkomst niet aan, ze hebben het moeilijk genoeg met het leven zelf.
Als Moeyaert mij uitgeleide doet informeert hij of ik niet met de lift durfde. Dan pas valt mijn blik op een ijzeren geraamte vlak voor de deur van zijn appartement. Het bezorgt mij de kriebels. Nee, ik prefereer de trap geleidelijk terug het leven in. Stapels boeken op mijn weg neem ik daarbij graag voor lief.

Annette van den Bosch
Zeist, februari 2004