Zwart
omkaderd Naderhand
is alles draaglijk
staat het uurwerk naast de kast
de stoel onder de tafel en
hangt het dekbed over de vensterbank
zover
is de slaap
ontoegankelijk het uurwerk
naast
beduidt evenveel als tegen
geeft een houding
ondertussen roert het aan
stoot het, breekt het randjes
alsof het niets is, of het uitmaakt
|
er
is een hand, een kruin
altijd als universum en nog zo wat
nog ligt het niet op de tong
blijft het binnen, opgekruld in de komma
van herinnering die oog en oog
zover
in de slaap
gebeurde wat niet mogelijk was
stak een hand een hand
vergat de stoel het tafelblad
nam het bed de regie
kloppend
boort de ochtend
gaten in ons
steelt zijn tijd, zijn kast
|