Annette van den Bosch
Recensie Handzaam geaardl
 
 
Informatie over Annette van den Bosch en deze site Gedichten, waaronder Vlaamse en vertaalde         Artikelen over dichtbundels en dichtbijeenkomsten Recensies van dichtbundels Interviews met dichters, uitgevers etc Over jonge dichters
Beginpagina                 Contact
 
     
  -
 

Handzaam geaard

Bespreking bundel Handzaam geaard door Willem van Lit

De bundel bestaat uit vier delen met verschillende thema’s: de liefde, het schrijven, gedichten over actuele of algemene onderwerpen en het thema ouder worden. Vooral de thema’s liefde, het schrijven en het ouder worden zijn voor de dichter kernthema’s.

Ik heb de gedichten verschillende keren gelezen: vanaf het begin van de bundel tot het einde en terug en in willekeurige volgorde. In het totaal is een aantal dingen bij me blijven hangen, die de bundel tekenend maken. Dit zijn de volgende woorden: intimiteit, overgave, passie, bezwering, kleuren.

Veel gedichten staan in de “ik”-persoonsvorm. Daarbij zie ik ook dat veel gedichten over lijfelijke (zintuiglijke) ervaringen gaan: huid, vel, ogen, oren, handen, vingers, armen, buik, dijen. Het is allemaal heel dichtbij in tederheid, zelfs in gedichten in deel III (het leeft), die qua toon en onderwerp relatief verder lijken af te staan van de heel persoonlijke ik. Ook in die gedichten probeert ze hetgeen ze ervaart te verinnerlijken. Behalve in drie gedichten (“Junk meets sister”, “Aalst” en “New York”) zijn de overige gedichten in dat deel ook in de ik-persoon geschreven.

Uit het gedicht “Aalst” klinkt dan nog het heel persoonlijke van de nostalgie uit tijden, die weliswaar ook niet ideaal waren. Bijna een dubbele belediging; immers, het melancholieke van de veranderingen (die tot verlatenheid heeft geleid, het bruisende heeft weggenomen) zelf gecombineerd met het commentaar op het lelijke van de vroegere situatie.

‘Aalst, stad van bedrogen ogen’

zoals ze het zegt; bijna in drie opzichten: voor jezelf, het niet waarmaken van de verwachting van het verleden (verwachting van grandeur en vooruitgang) en de huidige verlatenheid. Ikzelf ken Aalst niet (hoewel ik uit België kom), maar (onder andere ook) door LP Boon (die jij ook in dat gedicht noemt) is de sfeer inderdaad bijna te pakken. Ik heb zelf een zwak voor liedjes of gedichten die gaan over een land, streek of stad (en waarin vervlogen dingen en mensen worden beschreven). Zo gaat dat met ballingen, zoals ik er zelf ook een ben. Misschien voelt de dichter zich in dit opzicht dan - voor een vierde keer - bedrogen.

Het is heel moeilijk een gedicht te schrijven over een ramp of calamiteit. Hoezeer de afschuw ook wringt, woorden lijken steeds overbodig en te klein. Ook dat zie ik in “New York” terug. Dan moet je het proberen te vangen in details, die de “grote” werkelijkheid vertegenwoordigen. Het gaat dan vaak om de kleine woorden en die moeten exact treffen.

Intimiteit, verinnerlijking en daaraan verwant de overgave. Dat komt vooral terug in deel I, II en deel IV, als het om de overgave. In het gedicht “Geraakt”:

‘Je iris snijdt mijn leven los
legt laagjes voelen bloot
transparante vellen achteloosheid
verlies ik met een schok.

Gestremde zachtheid komt
sleept mijn vingers roze
weerstand opgeheven
verzin ik uren vrijen, laat torens
onbewaakt voor dit moment’.

Verdediging opgeheven...de torens verlaten. Meer uitleg hoeft daar niet bij. Het is ook heel sensueel van toon. Het “strekt” zich als het ware uit naar een behoefte, die als een glooiing (geborgen) door de woorden loopt. Heel intiem en gepassioneerd geschreven. Een van de beste gedichten, vind ik. Daar waar men anderen steeds weer ziet kronkelen rond onbereikbaarheid en men deze intimiteit bijna niet kan vinden, schrijft zij er zomaar over. Denkend zit ik aan de rand van dit gedicht: “daar staat het”! Het kan dus wel.

Het gepassioneerde komt ook en vooral tot uiting in “Lava” samen met de overgave. De beweging en het onbeheerste van het “laten gaan” komt hier vooral naar buiten.

In relatietriptiek probeert ze het essentiële te minimaliseren - in taal, bedoel ik dan, in woorden. Het is een merkwaardige combinatie van “dichtbij halen” en toch ook weer “laten gaan”, veraf en dichtbij. Drie gedichten: het eerste “Ingekomen”, het tweede “Schaarste” en het derde “Weg”. Twee bewegingen en een statische situatie.

‘Ik
doe je aan
en laat je
verder reizen’

Heel compact en indringend gemaakt. Het verder laten reizen is niet meer “zo maar”, niet vrijblijvend meer. De “ik” geeft de ander iets mee, wat de “ik” zelf ook ontbeert. In “Schaarste” geeft ze aan dat het krap is, fragiel, breekbaar, niet ruim. Het heeft bezorgdheid nodig en tegelijkertijd moet het ook zo. Het kan niet anders; immers, dat houdt de spanning erin. In “Weg” de beweging van de “ik” af. “Jij” lijkt het gemakkelijker af te gaan. Er zit een ondertoontje in van jaloezie, niet bang voor ontrouw, maar jaloezie om het gemak van het gaan.

Een ander trefwoord dat ik noteerde toen ik over de gedichten aan het denken was, is bezwering. Dit komt onder andere naar voren in “Geringde levens”, waarin het symbool van trouw (de ring - tenminste zo interpreteer ik dat) in verband wordt gebracht met bomen en de jaarringen, het groeien, vergroeien tot

‘slechts as resteert’

verteerd, tot het einde toe volgehouden, in het vuur vernietigd... het ultieme, maar wel als bezwering. Dit - bezwering - komt op meerdere plaatsen terug. In “Dichtbij”

‘Ik wil je vergezellen in je slaap
jou niet delen met de droom
waarin jij mij verlaat en
niets resteert van wat ons bond’.

En in “Deining”

‘laten we bruisen en deinen met de golven
de kust houdt ons in het oog’

en in “Schuilen”

‘Zin voor zin neem ik je tot me
herkauw je woorden intensief
zalvend balsem voor besef
hou mij. Ik blijf in jou.’

In hou mij zelfs als een bevel, maar dan van tederheid. Deze bezwering komt ook terug in deel II van de bundel onder andere in het gedicht “Woordenspel”. De taal wordt hier gepersonifieerd (in een aantal gedichten), waardoor ze tracht de taal zelf te verleiden en te bezweren. “Excusez les mots”. Hierin brengt ze verontschuldiging voor de verleiding zelf. De bezwering zit met name in die combinatie.

‘Ik hou ik hou ik hou
maar verliezen zal ik toch
tegen de vingerhand die’

De verleiding van taal komt heel expliciet naar voren in “Lettertype”

‘De letters in je naam
streel ik weer
met de cursor.
....

Indrukwekkend hoe jij
je navel krult
val niet naar binnen
zonder mij’.

Taal als minnaar. In het gedicht “De meester leert mij druiven eten” komt het sensuele heel pregnant naar buiten. Druiven eten als symbool voor sensuele overgave; deze keer aan de taal zelf.

Kleuren, een ander trefwoord. Ze gebruikt de kleuren rood, groen (vooral voor ogen), blauw, roze, grijs, goud, geel, oranje, bruin, bruingrijs en zwart. Een aantal kleuren heeft een specifieke betekenis. De kleur rood heeft betrekking op de “ik” zelf, in die zin dat het staat voor de eigen kleur om gloed weer te geven (die uit intimiteit voortkomt), maar ook als signaalkleur voor gevaar. In “Bloed” komt dat onder andere tot uiting, maar ook in “Zachtjes”

‘zachtjes likt het rood
mijn schrijversblad
als ik woorden had’

Groen, zoals ik zei vooral voor de kleur ogen Daarin vooral geborgenheid, vertrouwelijkheid, herkenning. Daartegenover staat het blauw als afstandelijkheid en koelte.

In “Geraakt”

‘geen ogen blauw zoals
jouw groene kunnen stralen’

en uiteraard in “Liefde in groen”, waar ik verder niet uit zal citeren en dan ook nog in “Wimpers” uit het deel IV ouder geworden.

‘Jouw ogen lijken groen te scherven’

alsof er iets voorbij gaat, heel langzaam verdwijnt, maar toch nog opvlamt en ontroering wekt. De koelte van het blauw in “Mijn model”

‘Winters blauw trekken de wolken
langs haar verkleumt gezicht’

en in het gedicht “Blauw laten”. Het roze gebruik je een keer in het gedicht dat ik hierboven al geciteerd heb

‘Gestremde zachtheid komt
sleept mijn vingers roze
weerstand opgeheven’

De uiterste intimiteit... dat is het roze; zo lees ik het.

Een aantal woorden zegt dat ze Vlaams is of in ieder geval mogelijk op jonge leeftijd in Vlaanderen gewoond heeft. De intensiteit van het gedicht over Aalst geeft dat onder andere weer.

‘Ik panikeer’

Het gedicht “Paniek” vertelt me dat ook. Het is een typisch Vlaams werkwoord. Ook het woord “gangboord” uit “Vertrouwd” is een dergelijke aanduiding. Deze term wordt in Nederland ook niet zoveel gebruikt.

De gedichten die mij het meest aanspreken zijn “Geraakt”, “Woordenspel” en “Beeltenis”. Dit laatste gedicht ook vooral omdat ik mezelf herken als beeltenis van mijn vader, af en toe een flits in de spiegeling van een raam; dezelfde ietwat haperend bijna slepende tred bij het gaan. De andere twee vooral door wat ik hierboven over “Geraakt” ook al zei: “Daar waar ik anderen dikwijls zie kronkelen rond onbereikbaarheid en men deze intimiteit bijna niet kan vinden, schrijft zij er zomaar over. Denkend zit ik aan de rand van dit gedicht: ‘daar staat het’! Het kan dus wel”. Daarnaast vind ik om ongeveer dezelfde reden “De meester leert mij druiven eten” ook schitterend. Het gedicht “New York” vind ik de minste van de bundel.

Zaterdag aanstaande (31 augustus 2002) zal Annette haar bundel voor publiek ten doop houden. Ik wens haar veel succes.

‘handzaam geaard’
van Annette van den Bosch
uitgeverij Digitalis Utrecht © 2002
ISBN 90-807196-1-7