Onhandig
oog in oog met dichters
Presentatie
‘Geen hand voor ogen’ van Alfred Schaffer in Amsterdam
Verschenen
in Meander op 5 juni 2004
Boekhandel Schimmelpennink (www.schimmelpennink.nl)
is klein, staat vol interessante boeken (vooral dichtbundels die
je in weinig andere boekhandels aantreft) en enorm gezellig. Ik
was er voor het eerst van mijn leven voor Meander tijdens de presentatie
van de dichtbundel ‘Geen hand voor ogen’ van Alfred
Schaffer.
Buiten op de stoep voor de boekhandel kwam ik een bekend gezicht
tegen. Maar wie was dat ook al weer? Hij keek me ook wat weifelend
aan door zijn zonneglazen. Toen hij zijn mond opendeed werd het
duidelijk, ach tuurlijk, Tsead Bruinja. Onlangs een positieve noot
over zijn ‘gras’ geschreven in een stukje over de Nacht
van de Poëzie. Hij bleek nog enigszins onder de indruk van
een interview dat hem was afgenomen door Gilles Dorleijn. Binnenwaarts
werden voorbereidingen getroffen met hapjes en drankjes en als eersten
trof ik Hans Groenewegen (bekend van ‘Schuimend langs de vloedlijn’,
essays over poëzie en zijn dichtbundels), de Bezige Bij-er
Victor Schiferli (ook bekend van zijn bundels) met vrouw en jonge
hond (zo’n ras dat schapen bijeen houdt) die iedereen eens
onderzoekend opnam. Volgens de vrouw van Victor heeft de hond veel
literaire kennissen in Amsterdam. Alras verschenen ook Mustafa Stitou
en Alfred Schaffer, Ramsey Nasr en Hagar Peters. Toen ben ik het
overzicht even kwijt geraakt tot er een lange man in mijn vizier
sprong die ik lange tijd niet thuis kon brengen, maar inmiddels
weet ik weer dat het de sympathieke Erik Lindner was.
Tijdens het
ruimschoots snippen en snappen aan goede drank en lekkere hap heb
ik gekout met een dame en man van ‘Het trage vuur’,
het Chinese tijdschrift voor literatuur en met iemand van het Internationaal
Literair Fonds voor de Letteren. De laatste gaat dichters ook doorverwijzen
naar Meander, een prima ontwikkeling. Natuurlijk was de immer alerte
Joost Baars van het Utrechtse blad ‘Lava’ aanwezig.
Toen het echt
behoorlijk warm begon te worden introduceerde Schiferli de dichters.
Stitou las eerst twee gedichten van Schaffer en daarna twee uit
zijn met de VSB-prijs bekroonde bundel ‘Varkensroze ansichten’,
vervolgens las Nasr twee gedichten van Schaffer en twee uit zijn
nieuwe bundel ‘Onhandig bloesemend’. Toevallig hadden
ze allebei uit de bundel van Schaffer het gedicht ‘De erfenis’
gepland. Inderdaad een goed gedicht. Het begin daarvan luidt:
Via de schuifdeuren
verdwijnt hij naar het zonovergoten terras,
zo vakkundig ingelijst, een sportvliegtuigje schrijft
hoog boven het land een weergaloze boodschap in de lucht
die weldra zal opgaan in rook. Bekijk dit tafereel van alle kanten,
een passend
moment om een vernislaag aan te brengen.
(uit: Geen hand voor ogen)
Nasr begon
zijn voordracht met een ontkenning. “Ik ben geen romanticus,
zoals Jos Joosten in ‘de Standaard’ meent”. Vervolgens
las Nasr een in mijn oren gigantisch romantisch gedicht genaamd
‘de zeldzame dageraad’ dat eindigt met de regels:
ik stond tussen
weegbree en hondsdraf genageld
opende de nog bevroren mond
en kijk mijn tong
in een blinkende
vrouw
van wie ik zeldzaam had gehouden
stulpte ze uit
o volroze dageraad
o dichtbevolkt hart
(uit: onhandig bloesemend)
Ik moest daarbij
spontaan opmerken dat ik dit wel een romantisch gedicht vond. Nasr
raakte enigszins ontstemd, maar we hebben het daarna bijgelegd.
Inmiddels heb ik zijn nieuwe bundel gelezen en weet ik dat dit zo’n
beetje het enige gedicht is dat je als romantisch zou kunnen aanmerken.
Maar op een andere plaats meer over zijn bundel. Schaffer las zelf
nog enkele gedichten voor, waaronder het indrukwekkende ‘Het
sentiment ligt goed in ons gehoor’.
Gaat het weer
een beetje? Je gezicht ziet zo blauw, ik vertrouw
dit zaakje niet. Laat je niets wijsmaken, de duizeling is denkbeeldig
maar geen enkel bewijs is afdoende of grondig genoeg. Het is nu
belangrijk de rust te bewaren en geen domme dingen te doen.
(uit: Geen hand voor ogen)
Daarna hebben
we wederom een en ander genuttigd en gedronken met elkaar. Kortom,
het werd een erg genoeglijke middag en avond. Ik had de indruk dat
Alfred Schaffer het reuze naar zijn zin had en dat hij verrast was
door alle aandacht en door het feit dat zijn vrienden in groten
getale waren gekomen om de bundel met hem te vieren en zijn gedichten
te lezen en te horen, ondanks het bijzonder goede terrassenweer.
Bent u benieuwd geraakt naar het vervolg van de geciteerde delen
uit gedichten? De rest van de gedichten komt aan de orde in de recensies
die binnenkort verschijnen over de bundels van Schaffer en Nasr.
Annette van den Bosch
Zeist, mei 2004
|