‘Felgroene
veterschoenen in de knoop’
Elma van Haren onderschat het kind
Verschenen
in de Poëziekrant van maart 2005
Het
onderscheid tussen poëzie voor volwassenen en poëzie voor
kinderen is kleiner dan Elma van Haren denkt; althans de invulling
die zij kiest in de twee dichtbundels die ze voor kinderen schreef
duiden op een totaal andere belevingswereld. Van Haren schreef ook
vijf bundels voor volwassenen, waarop de reacties heel verschillend
waren. Haar debuutbundel De reis naar het welkom geheten werd met
gemengde gevoelens ontvangen in de pers. Daniël Billiet noemt
haar op basis van dit debuut een ‘overschat dichter’,
maar ze ontvangt hier wel de C. Buddingh’-Prijs voor nieuwe
Nederlandse poëzie voor en enkele recensenten blijven haar
werk roemen. Eskimoteren, haar laatste bundel voor volwassenen deed
zowel Koen Vergeer in De Morgen als Jos Joosten in de Standaard
stuiteren van lofzang, en terecht. Het is een bijzonder fraaie bundel
met de van Van Haren inmiddels bekende gedachtesprongen, in dit
geval zigzaggend over water als een wildwaterkanoër. De bundel
hort en stoot over de liefde, het leven en de dood. Ze trekt ons
mee in haar associaties, in haar eigentijdse wat ontheemde wereld.
Er staan zelfs gedichten in die uitermate geschikt zijn voor 11-
of 12-jarigen. Neem het begin van het eerste gedicht van de bundel
‘Het diepe’ over de dood van een geliefde.
Het begon
met de aangekondigde dood van een ooit nabije,
maar toen steeds vreemdere in de loop van de tijd.
Van verre werd het me toegeblazen met trillende stem.
Ik probeerde mee te buigen op de lettergrepen.
Het wit tussen de woorden
werd groter,
breder wijder…
(Een been op de oever,
het ander op een wegdrijvend bootje.)
Een bijzonder
beeldend begin. Kinderen zullen dit moeiteloos kunnen volgen, daarbij
zullen ze wellicht niet de associatie krijgen, zoals ik had, met
‘kroniek van een aangekondigde dood’ van Marquez, maar
veel volwassenen kennen dat werk ook niet. Misschien zal niet duidelijk
zijn dat het over een geliefde gaat, maar dat is niet erg. Het gedicht
sluit heel krachtig, met iets triviaals, invoelbaar voor elk kind.
O nee,
mijn felgroene veterschoenen
in de knoop.
Hetzelfde geldt
voor het gedicht ‘Het onontkoombare’ uit Eskimoteren,
ook daar is het verlies gemakkelijk invoelbaar.
Het toonde
zich in het vergeten van ring ketting oorbel,
naakt naakt gezicht,
blote hals lege handen.
Het regende, maar met de jas open trilde de tijd
en botste de warmte van een gedeeld verleden
tegen nu,
dit heden; het muizige mot,
tikkend tegen het litteken
op mijn wang.
Dat klinkt
vanzelfsprekender dan het ronduit te kinderlijke in het gedicht
‘Hebben’ uit de De wiedeweerga (leeftijdsindicatie 10
jaar). Daarin wordt over het verliezen van sieraden gesproken. De
tekst lijkt weggeslopen uit een kinderboek uit de jaren vijftig,
zo oubollig.
Als vroeger
een inboorling,
zo wil ik mij voelen.
Blij met spiegels en kralen.
Want als je van alles
de waarde weet in deze tijd,
voel je
bij het verliezen
veel meer zwaarte
veel meer SPIJT.
Wat een moralisme
in dit kinderboek. Het lijkt of Van Haren in haar kindergedichten
spreekt tot het kind dat ze zelf was. Daar klopt iets niet. Misschien
maakt ze het zichzelf gewoon te moeilijk. Er staan zoveel leuke
gedichten die springen en enthousiasme uitstralen in haar bundels
voor volwassenen, daar moet een betere vertaalslag voor te vinden
zijn. Ze mag de lat voor haar kinderpubliek beslist hoger leggen
dan nu het geval is. Eenlettergrepige woorden gebruiken en simpele
beelden volstaan niet om goede kinderpoëzie te schrijven, daarvoor
is oorspronkelijkheid en woordgenegenheid nodig. De thema’s
voor volwassenen en kinderen zijn immers het zelfde. Leven, liefde,
relaties, dood, wie ben ik. Alleen de uitwerking is anders. Soms
is een begrip te moeilijk of een woord niet meteen duidelijk voor
een kind, maar dat is voor een taalkunstenaar als Van Haren te overwinnen.
Zelfs in de
tekstopmaak voor de kinderbundels is ze minder speels dan in het
werk voor volwassenen. Af en toe gebruikt ze cursivering, vet en
inspringen, maar veel minder spontaan en dollend dan in haar bundels
voor volwassenen, waar bijvoorbeeld ook leestekens een rol meespelen.
Kinderen weten wat leestekens zijn en ze kennen het idee van tekstopmaak
sinds de opkomst van de computer. Het is zonde dat Van Haren daar
niets mee doet. Daag de kinderen uit, in plaats van het zo gemakkelijk
en te simpel te maken. Het lijkt of de poëzie voor van Haren
meer voor 6 en 7-jarigen is geschreven dan voor de aangegeven doelgroep.
Als liedjes of versjes die zich gemakkelijk laten zingen of voor
laten lezen met eindrijm en gemakkelijke onthoudbare woordjes, maar
daar gaat het niet alleen om in gedichten voor kinderen. Gedichten
mogen ook grapjes en plagerijen bevatten. Poëzie wil verleiden
tot meedoen, nadenken en reflecteren. Juist kinderen houden daarvan
en mogen aangemoedigd worden tot ontdekken. Wat jammer om zo’n
kans te missen, met een dergelijk talent aan spontaniteit en zeggingskracht
als Van Haren bezit.
De zwart-wittekeningen
van Walter van Lotringen in de bundel zijn prachtig. Maar de grappige
helsheid die de omslag uitstraalt doet de karige inhoud van de tekst
teniet. De combinatie gedichten en tekeningen werkt slechts in enkele
gevallen goed uit, als Van Haren meer zichzelf durft te zijn. Zoals
in een origineel gedicht over een zwaan in een landschap.
Om daarna
door te studeren voor woest land
zonder sloot of prikkeldraad.
Prairie, steppe of toendra,
waar Indianen, Kozakken of de Lappen
hun dons verzamelen voor in hun dekbed
en zij aanbeden worden
om hun sierlijke
on
eet
baar
heid.
Want hoe
lang je zwanenvlees
ook kookt,
gaar wordt het niet.
Hier wordt
naar hartelust gefantaseerd en bij elkaar gedacht. Bovendien gebruikt
Van Haren af en toe spreektaal in de tekst, en dat werkt verfrissend:
Kun je
nagaan
hoe wild deze vogels van binnen zijn.
Maar nog leuker
is haar tekst ‘Het brekende’ in Eskimoteren.
Luid gelach
en toen
sprongen
de sterren in al mijn
alom beleefde tegenwoordigheid.
Juist wat ik wou voor mijn verjaardag.
Een rinkeldekinkel.
Precies zo!
Het lijkt of Van Haren de werkelijke wereld uitsluit in haar poëzie
voor kinderen. Er komen geen sms-jes, telefoons, computers, gameboys
of televisietoestellen aan te pas in de bundel. Thema’s als
verliefdheid, vakantie, school, verveling, dieren, dood gaan, ouders
komen aan bod. Het zijn voorspelbare – en onontkoombare, want
herkenbare - onderwerpen voor een kinderdichtbundel, ze zijn helaas
zo onvoorstelbaar saai uitgewerkt. Wat te denken van een tekst als:
Hou je
vast , zegt mama en geeft gas.
We rijden op haar lievelingsweg,
een recht stuk zilver in de polder.
De wolken komen naderbij.
Het gras wordt langgerekte groene strepen.
Het is een beetje eng, maar mama lacht:
Nog even en dan vliegen wij!
Dit heeft de
sfeer van een ouderwets kinderboek, niet de tijdgeest van nu. Een
enkel thema is leuk bedacht zoals het verschil tussen leeftijd van
bergen en mensen, maar de uitwerking is futloos.
In de verte ligt een berg op sterven.
Hij wordt steeds kleiner door de eeuwen heen.
De zon laat zijn gezicht verbranden.
Regen spoelt het zand weg van zijn handen.
en in de derde
strofe:
En dat
gaat ook met mij gebeuren.
Eerst groeien en dan
krimpen met wat scheuren
in een paar korte mensenjaren.
Van Haren zou
van mij kritischer mogen selecteren wat wel en niet interessant
is voor kinderen, nu is het te mak en weinig inspirerend wat ze
brengt. Ik zou zeggen laat het Paasrapport verdwijnen en de Forsythia
doodgaan uit De Wiedeweerga en bewerk het gedicht ‘het onontkoombare’;
Mystiek en ontstaan spreekt veel kinderen aan.
Ik wist,
dat hoe hard ik ook praatte
of hoe bot of hoe zacht,
steeds vaster de wanen op zouden doemen
als bomen uit mist.
Een voor een, alleen de bast
zichtbaar.
Je zou die betasten tot je een naam had verzonnen,
met grote stelligheid.
Geen berk iep eik
noot kers of linde…
Zo iets aards kon het niet zijn!
Prachtig, dit
benoemen. En de verbeelding van de mist, het opdoemen van de bomen.
Over de dood, een thema waar veel kinderen mee bezig zijn, wordt
in ‘het evenredige’ helder geschreven. Dit mag ook in
een kinderdichtbundel terecht komen.
Het daagde
me toen ik die brief probeerde te schrijven.
Niets wilde.
Toen schreef ik maar,
dehondgaatdood.
Dat leek het enige passende in het licht van al dat beëindigen;
het meest tastbare de enige mogelijke toon,
hij gaat dood.
(bruine zachte nog ademende,
vergeef me dat ik wat
van je sterven pak,
alleen om een toon,
een stemming.
Dat wegtikken!
Een koekoeksklok zou
het dragelijker maken,
wat lachwekkender wellicht!)
Hij gaat
dood.
Een minieme zin alleen
om binnen in iemand iets te kunnen hanteren.
Duidelijker
kan een mens het niet zeggen en uitleggen aan een kind lijkt me.
Ik bewonder Elma van Haren als dichteres vooral om haar associatieve
kracht en haar vondsten op taalgebied, haar springerigheid. Dat
mist ze helemaal in haar gedichten voor kinderen. Laat ze zich vooral
niet beperken, laat de schoenveters maar eens lekker gifgroen knetteren.
Niks eenlettergrepige simpele woorden. Gewoon haar eigen taal. Wat
opgeschoond van voor kinderen te moeilijke begrippen. Dat zou een
verademing zijn!
Verantwoording:
Ik heb me in de tekst beperkt tot het vergelijken van de bundels
De Wiedeweerga en Eskimoteren, omdat zij symbool staan voor de twee
vormen die Van Haren beoefent.
Elma van Haren won diverse prijzen:
C.Buddingh’-prijs voor nieuwe Nederlandse poëzie voor
‘De reis naar het welkom geheten’
Jan Campert-prijs voor ‘Grondstewardess’
Gedichtendagprijs voor gedicht Het schitterende uit ‘Eskimoteren’
De wiedeweerga
/ Elma van Haren
Amsterdam: De Harmonie, 1998
tekeningen Walter van Lotringen
Eskimoteren
/ Elma van Haren
Amsterdam: De Harmonie, 2000
Over Eskimoteren:
artikel Koen Vergeer, De Morgen 7 februari 2001
artikel Jos Joosten, De Standaard 22 maart 2001
Annette van
den Bosch
|